Hoe gaat die broek in de wasmachine en hoe houd je 'm betaalbaar? - interview

Anouk van Klaveren van kunstcollectief 'Das Leben am Haverkamp'

30-11-2023
Opeens stond daar, in de Zeeuwse klei, een heel leger aan kleurrijke vogelverschrikkers. Gemaakt door studenten van de KABK (Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten in Den Haag) samen met kunstcollectief Das Leben am Haverkamp.

Volg de Fashion (Shows): 
< TERUG   VERDER>
NAAR ALLE BERICHTEN >


Naar alle interviews >

We hopen dat we niks gaan verkopen

‘Das Leben am Haverkamp’ is een groep van vier jonge modeontwerpers die zijn opgeleid aan de KABK. Dewi Bekker (1990), Anouk van Klaveren (1991), Christa van der Meer (1988) en Gino Anthonisse (1988).
De straat Haverkamp in Den Haag was de eerste locatie van hun atelier. De grootste succesfactor van deze groep is dat ze gezamenlijk werken, maar ook hun eigen weg gaan.
Een interview met Anouk van Klaveren

Jullie hebben alle vier mode gestudeerd, maar ontdekten al snel dat het vak van modeontwerper toch niet echt jullie ding was?
“Als je begint met de studie weet je nog niet precies hoe het werkveld in elkaar steekt. Dus toen we net afgestudeerd waren, was het van: Nou vertel, hoe werkt het allemaal? Parijs? Dus wij naar Parijs met een collectie die gemaakt was op een manier waar we echt achter stonden, waar we trots op waren - kleine oplages, productie on demand. Maar eenmaal daar in die showroom in Parijs zeiden we tegen elkaar: “We hopen dat we niks gaan verkopen.”

Waarom niet?
“Als je kleding gaat reproduceren moet je opeens gaan nadenken over hoe je het aan de man gaat brengen, hoe het in de wasmachine gaat en hoe je die broek betaalbaar maakt. Toen was voor ons de fun er snel van af. En de enige manier om kleding te maken die een beetje betaalbaar is, is door het op een niet-ethische manier te produceren. Dat is een treurige realiteit waar we ons niet mee konden verzoenen.”

Is er in jullie werk nog wel een link met mode?
“Ja, ik denk dat die er sterk is. Alleen is mode eerder het startpunt dan het eindproduct. Zo heb ik laatst de hele marketingmachine rondom mode en hoe dat in de winkelstraat wordt geëtaleerd, onderzocht. Want er gaat zo veel geld om in advertisement, dat je denkt: Koop ik nu een product of koop ik de laag eromheen?
En wat is die laag dan? Waarom zijn we zo aangetrokken tot een soort droomwereld? Ik ben toen functieloze objecten gaan ontwerpen. Aan marketeers heb ik vervolgens gevraagd die nutteloze producten in de markt te zetten als luxeproducten.”

Dan maar vogelverschrikkers?

En, vielen mensen ervoor? 
“Ik kan je vertellen: het is nog best lastig om iets te ontwerpen dat helemaal geen functie heeft. Maar als je reclame maakt voor niks in plaats van een broek wordt het ineens heel zichtbaar hoe dat systeem werkt. En zelfs dan, als je de marketingtrucs kent, als je weet wat dat met je doet – dan kun je niet ontkennen dat het effect op je heeft. Dat maakt het zo complex. Want het is heel gemakkelijk om te roepen dat we allemaal moeten stoppen met het kopen van rommel. Maar dat is een te simpele manier om ernaar te kijken. We maken allemaal deel uit van het systeem. We zijn allemaal de oorzaak, maar ook de oplossing van het probleem.”

Tijdens een Keep an Eye Masterclass hebben jullie een heel leger aan vogelverschrikkers gemaakt samen met de studenten. Hoe kwamen jullie op dat idee? 
“De vogelverschrikker heeft ons altijd gefascineerd. Het heeft iets imposants, iets monumentaals in een landschap. Het wordt intuïtief gemaakt van kleding, maar zonder énige associatie met de commerciële mode-industrie. Tegelijk belichaamt de vogelverschrikker de essentie van mode - een figuur met een houding. Door die kleding ontstaat een soort menselijke uitdrukking die de functie heeft om te verjagen. Dit staat haaks op het doel van mode – mensen aantrekken, jezelf zo goed mogelijk presenteren. Het is een interessante tegenhanger binnen het curriculum van de studenten. 
Gino, een van onze leden, heeft nog niet zo lang geleden een kleinschalige boerderij in Zeeland overgenomen. Ze hebben daar maanden gestaan op het land van Gino. Bijna als een soort mythische aanwezigheid. In die weidsheid van het landschap dwingen ze een soort respect af. Dat is echt te gek om te zien. Een kans om de studenten uit hun schoolomgeving te halen en even op een heel andere manier met textiel bezig te laten zijn. In de laarzen, in de klei hebben ze staan bouwen. Even iets anders dan de academie.”

Welke opdracht kregen de studenten?
“We wilden dat de studenten zouden nadenken over de massa van het figuur en niet alleen het bovenste laagje - de losse huls wat die kleding ook kan zijn. Daarom hebben we ze uitgedaagd om het volledige figuur te creëren. En net als bij vogelverschrikkers mochten ze alleen gebruikmaken van de materialen die voorhanden waren. Dit stimuleerde ze om op een intuïtieve manier met het materiaal aan de slag te gaan. En omdat we zelf een collectief zijn wilden we het samenwerken centraal stellen. Dus iedereen moest kunnen deelnemen, zodat we een heel leger aan vogelverschrikkers konden creëren.”

Een snackbar beginnen is ook goed

Zijn er nog vogelverschrikkers gesneuveld op dat veld?
“Op de academie hadden we al met windmachines in de gang een soort windtunnel gemaakt om te zien wat ze konden hebben. Maar op de dag dat we ze gingen opbouwen waaide het echt ontzettend hard. En op het land komt die wind van alle kanten. Dat was meteen een goeie reality check. Bij sommige waaiden er bij het opbouwen al ledematen af. Maar de meeste werden alleen maar mooier door het verval.”

Jullie studeerden zelf aan de KABK. Wat zie je bij de studenten die nu mode studeren?
“Wie nu aan een modeacademie studeert wordt gedwongen na te denken hoe zich te verhouden tot het bestaande systeem en een verzadigde markt. Ik vind het super inspirerend om te zien hoe jonge makers zelf een alternatief formuleren en heel erg hun eigen pad zoeken en niet wachten tot de sector verandert.”

Hoe werken jullie als collectief? 
“We hebben allemaal eigen projecten onder de paraplu van Das Leben. Drie jaar geleden zijn we begonnen met een nieuw atelier en kunstruimte in Den Haag waarmee we die collectieve manier van werken meer als platformfunctie zijn gaan zien. We nodigen kunstenaars uit om zich een tijdje bij ons collectief te voegen en te werken aan een nieuwe presentatie. Elke drie maanden stellen we ons open voor publiek. Dus in plaats van dat we op een zolder of op de Haverkamp in een verlaten schoolgebouw werken, halen we het publiek nu naar ons toe. We nodigen mensen uit om gesprekken die we belangrijk vinden, op gang te brengen. Zie het als een grote collectieve zoektocht.”

Staat daar jullie naam voor?
“Onze naam is ontstaan op het moment dat we net afstudeerden en ons afvroegen: Hoe werkt dit dan? Moeten we nu een merk zijn? Wat zijn we? Eigenlijk wilden we het samenleven met elkaar centraal stellen. Het Leben am Haverkamp voelde als: We gaan een weg op, we weten alleen nog niet waar die naar toe gaat. We wilden het helemaal open houden. Sterker: als een van ons een snackbar wil beginnen is dat ook goed.”